Responsief zijn, volle sferen en leegte om te verbinden

Responsief zijn, volle sferen en leegte om te verbinden

Wat is dat responsief werken eigenlijk? Tijdens het symposium ter gelegenheid van de promotie van Janny Bakker-Klein op 4 december jl. werd zowel theorie als praktijk besproken. Hieronder een kort verslag daarvan.
In het sociaal domein wordt onder responsiviteit bedoeld: het vermogen om in te schatten wat echt nodig is voor de ander. Ik vroeg mij af: betekent dit hetzelfde als de definitie die het NSOB, in hun model over verschillende overheidsrollen? Het NSOB definieert responsief werken door de overheid als: ruimte en ondersteuning bieden aan maatschappelijk initiatief, verbindingen aangaan met georganiseerde en ongeorganiseerde partijen. Waarbij de overheid participeert in het initiatief (in plaats van andersom, wat de norm is). En soms ook niet participeert. Ik vind de Bakker definitie goed werken voor de individuele medewerker in het sociaal veld. De NSOB definitie doet het goed in beleidstaal. Maar allebei bedoelen ze het zelfde: je kijkt heel, heel erg goed wat er nou eigenlijk nodig is. En surft een beetje mee op de golven van wat er al is.

Waarom schuurt dit responsief werken zo met de bedrijfsvoering van onze publieke organisaties? Arjo Klamer, hoogleraar bij de Erasmus Universiteit tekende de vier sferen uit waarin we leven: de markt sfeer, waarin handel domineert, resultaat en transactie. En de bureaucratische sfeer, waarin schaarse goederen zo rechtvaardig mogelijk verdeeld moeten worden met de nodige checks & balances. Die twee zijn dominant geworden in ons denken. Daar staat tegenover de sfeer van ‘ oikos’, van thuis, van de persoonlijke levenssfeer. En natuurlijk de sociale sfeer, daar waar alles en iedereen samenkomt, waar gemeenschappen gevormd en gekneed worden. Nu we in onze maatschappij steeds meer een verschuiving zien optreden naar die sociale sfeer neemt de waardering af voor de markt en de bureaucratie. Maar markt-taal en bureacratische taal zijn wel de talen waarin wij onze overheden, bedrijven en uitvoeringsorganisaties hebben ingericht. Want taal is machtig: het vormt de wijze waarop we naar iets kijken. En we zijn nu met elkaar een nieuwe taal aan het uitvinden om die sociale sfeer te herwaarderen. Daarom kost het zoveel moeite om het gesprek hierover met elkaar in gang te zetten. En daarom is de kracht van het verhaal zo aan het toenemen: het sociale is niet in cijfers te vatten, wel in verhalen.

Halleh Ghorashi hoogleraar Diversiteit en Integratie aan de VU Amsterdam, had het vooral over leegte. Maar de leegte bij Ghorashi is een specifieke leegte, het is de leegte van het opzijschuiven van je eigen oordelen, meningen en vooroordelen als je iemand anders tegemoet treedt. Want alleen door dat te doen wordt het mogelijk om echt dichterbij de ander te komen. Dat herkende ik gelijk, want het ligt ook aan de basis van de methodiek van Theory U: daarbij laat je eerst alles los om daadwerkelijk te zien en te ervaren wat er in een situatie zich ontvouwt. Het is bijzonder moeilijk om dat te doen. We zijn namelijk onderdeel van een systeem dat ons gevormd heeft. Het zit IN ons. Het is onze taal, onze manier van naar de wereld kijken. Dat loslaten kost enorm veel inspanning.
En er is ook een andere leegte, van de leegte van wat er niet in de regel of de wet staat. Ik moest aan Derrida denken, die de aandacht vestigde op wat er NIET in een tekst staat. Dat dat even belangrijk is als wat er wel staat. Als je beseft hoeveel ruimte er is om wetten en regels heen, ontstaat er ruimte voor creativiteit. Zonder dat je de wet overtreedt, nee, door gebruik te maken van de leegte die er om de wet heen staat en in die leegte creatieve oplossingen tot stand brengen.

Die creativiteit en hoe dat in de praktijk werkt kwam vervolgens mooi in beeld bij een interview met Janny Bakker. Voor haar proefschrift heeft ze intensief onderzocht hoe een aantal praktijken van responsief werken in elkaar zitten. Wat het vraagt van mensen, systemen, leiders. Zo sprak ze met het Leger des Heils, die mensen helpen die op allerlei terreinen tegelijkertijd zijn vastgelopen. En met liefde, geduld en heel veel creativiteit ze weer bovenop helpen. Ze haalde ook een aantal voorbeelden aan van de gemeente Huizen, waar ze een tijd wethouder is geweest. Daar blijken uiteindelijk heel veel regels overbodig te zijn. Een voorbeeld dat ze gaf: in de WMO kan je onder bepaalde voorwaarden een sport-rolstoel krijgen. Toen vroeg iemand om een aangepaste tennisraket. Mag dat dan ook? Dat is wel veel goedkoper dan een sport-rolstoel. OK dan maken we de regel: je mag sport hulpmiddelen die maximaal een sport-rolstoel kosten. Maar in de praktijk blijkt dat de duurste sport hulpmiddel …. Een rolstoel is. Dus waarom hebben we die regel dan nodig?
Andere overbodige regelgeving zit in de hoofden van mensen. Ze doen iets op een bepaalde manier omdat het zo moet, denken ze. Alleen dat staat nergens. Het is een gewoonte, niet een wet of regel. Dus is het altijd goed om te vragen, ‘waar staat dat dan’?

Janny vertelde ook wat ik zelf in workshops over werken met vertrouwen onderstreep. Je kunt niet zomaar alle regels en kaders overboord zetten. Je moet wel mechanismen inbouwen waardoor mensen zeker weten of ze het goede doen. Dus collegiale toetsing, intervisie, reflectie samen met elkaar zijn essentieel als je op deze manier wilt gaan werken. En het kan. En het kost meer tijd, maar netto is het goedkoper. Want de oplossingen die met responsief werken eruit rollen zijn niet de oplossingen van de overheid, maar de oplossingen die mensen zelf omarmen en die ze echt verder helpen. En daar hebben we op de lange termijn veel meer aan.

Ik ga maar eens haar proefschrift lezen.
‘Anders kijken’  van Janny Bakker is te lezen op: https://www.movisie.nl/anderskijken

1 Reactie
  • Janny Bakker
    Geplaatst op 16:42h, 06 december Beantwoorden

    Wat prachtig verwoord! Dank daarvoor!

Geef een reactie